De afgelopen vijf weken is er iets heel geks bij me gebeurd (voor die hun hoop zien stijgen op een vrouw in mijn leven: sorry): ik ben verliefd geworden op een andere sport dan voetbal en/of wielrennen. Het Wereldkampioenschap Rugby heeft mij zoveel kijkplezier opgeleverd dat ik ‘om’ ben: wat een prachtige sport.
Voorheen keek ik sporadisch naar het vijf (en later zes) landentoernooi met de grootmachten uit Europa (Frankrijk, Engeland, Wales, Ierland, Schotland, later aangevuld met Italië), maar ik begreep weinig van de regels en snapte die vleeshompen niet zo die tegen elkaar stonden op te beuken voor een halve meter grond. Vermakelijk als achtergrond TV, meer niet. Vreemde sport.
Tot dit jaar het WK in zijn geheel werd uitgezonden bij Ziggo Sport. Ik was door een maat van me geattendeerd op de eerste ‘zaterdagochtend’ wedstrijd tussen Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland, twee favorieten voor de titel, waarbij de “All Blacks” (Nieuw-Zeeland) zelfs de bijna-zekere nieuwe wereldkampioen zouden worden (en blijven).
Wat de Japanners dus slim hebben gedaan: alle topwedstrijden in de poules stonden gepland op zaterdag- en zondagochtenden voor de Europese fans, de andere potjes doordeweeks. Vanaf die eerste pot tussen de “Springboks” en “All Blacks” was ik eigenlijk al verkocht: prachtig stadion, helemaal uitverkocht, alle supporters door elkaar, deskundig commentaar (ok, Albert Mantingh blijft een praatzieke lul die er vaak naast zit, maar komt hier honderd keer beter tot zijn recht dan bij het Engelse voetbal) en echt prachtige sport: strijd, snelheid, tactiek, conditie, kracht en passie. Ik heb twee uur lang gefascineerd zitten kijken, heb mijn kennis omtrent de regels direct bij kunnen schaven en heb genoten van echte, pure sport. Ik was direct verkocht aan dit WK en aan de sport.
Eerlijk gezegd begon ik die eerste wedstrijd niet helemaal onbevangen, want het hoogtepunt bij elke wedstrijd op dit WK (en na enig zoekwerk op YouTube: bij elke internationale wedstrijd) waren toch echt de volksliederen. Nu heb ik daar altijd al een zwak voor gehad en sinds men iets rondom mijn hart heeft gedaan ben ik helemaal een emotioneel wrak geworden. De beleving en het meezingen van de internationals van hun volkslied is echt ongeëvenaard: daarmee vergeleken is die bekende ‘Haka’ maar een volksdansje. Ik heb huilende mannen gezien, die met hun kroepoekoortjes ingetapet en hun 120 kilo spier hun tranen de vrije loop lieten tijdens het Argentijnse, Franse en Italiaanse volkslied. Voordat dat gebeurde zat ik trouwens al te janken: 25 mannen van 100 kilo plus (ok, buiten de rappe wingers, maar ook dat zijn brokjes gewapend beton) op rij die in elkaar gearmd, heen-en-weer wiegend voluit het volkslied staan mee te brullen met gesloten ogen doet iets met me. In eerste instantie kreeg ik kippenvel, maar daarna werd ik zo emotioneel van die beleving dat het voor mij een must werd om in de weekenden de wedstrijden te bekijken. Serieus, kijk eens op YouTube naar The Flower of Scotland, The Land of my Fathers (Wales) of El Himno Nacional Argentino vóór een rugby-interland. Prachtig en emotioneel.
Daarnaast heeft deze sport iets wat in andere sporten allang verdwenen is: respect. Respect voor de tegenstanders, voor je medespelers en, vooral, respect voor de scheidsrechters: alleen de aanvoerder ‘praat’ met de scheidsrechter. De rest komt geeneens in de buurt en als ze dat wel doen krijgen ze direct een reprimande. Gaan er twee (of meer) op de vuist worden ze vaak al gecorrigeerd door hun medespelers en in ieder geval door de scheidsrechter: even praten zorgt ervoor dat een beul van 2 meter 5 centimeter, 138 kilo en geen tand meer in zijn mond ‘sorry’ zegt tegen de scheidsrechter. Elke straf wordt trouwens ook geaccepteerd en de VAR bij Rugby functioneert duidelijk en goed. Geen gezeik, accepteren en doorgaan. Wat een mannen.
Nou goed, zo kwam ik de laatste vijf weekenden in de ochtend door: jankend bij de meeste volksliederen, geboeid kijkend naar échte mannensport en elke wedstrijd meer lerend tot uiteindelijk de finale afgelopen zaterdag plaats had. De enige (kleine) smet die het toernooi had gekend was er één van natuurlijke oorsprong: de orkaan Hagibis zorgde helaas voor vele slachtoffers in Japan en dat (onder andere) de wedstrijd Engeland-Frankrijk geen plaats kon vinden, een wedstrijd die achteraf het hele verloop van het toernooi had kunnen beïnvloeden. Frankrijk werd uitgeschakeld door Wales in de kwartfinales door een (hele domme) rode kaart, terwijl ze (voor mij als leek) het beste spel speelden en echt kanshebber waren geweest via de ‘Engeland’-route. Maar goed, de wedstrijden werden terecht afgelast (en dus niet opnieuw gepland) en het toernooi ging verder. De gedoodverfde winnaar Nieuw-Zeeland sneuvelde tegen Engeland in de halve finale. Zuid-Afrika sloopte het verrassende thuisland Japan (zij schakelden Schotland uit in de poule) in de kwart en het gehavende Wales in de halve finale. Finale: Engeland – Zuid-Afrika.
De Engelsen bereikten nooit hun niveau van de halve finale (het cliché dat zij daar hun finale al hadden gespeeld werd weer veel boven gehaald door Albert) en werden vakkundig gesloopt door de ‘voorste rij’ van Zuid Afrika, dat uiteindelijk vrij simpel de finale won en voor de derde keer Wereldkampioen werd, dit keer met een donkere captain (Siya Kolisi). Dat lijkt voor ons Nederlanders niets aparts (mooie woordkeuze ook), maar voor alle donkere Afrikanen is dit iets heel speciaals. Siya had in alle euforie na de finale ook nog prachtige woorden klaar over het samenwerken tussen de rassen en het bereiken van grote dingen, een speech die me weer bijna teveel werd (ja ik weet het, ik ben echt een softie) en eens te meer het verschil met de glitter en glamour van het voetbal duidelijk maakte.
Ik ben bedroefd dat het toernooi voorbij is en ga zeker in het voorjaar het zeslandentoernooi bekijken: ik heb écht een nieuwe liefde gevonden en kijk nu al uit naar het WK van 2023 in september in Frankrijk, zelfs met het commentaar van Albert Mantingh.