Bjorg 4-Ever

22 Jaren jong was hij toen hij vandaag ergens in de buurt van Belk in Polen het leven liet. Terwijl ik dit type verschijnt het kippenvel wederom op mijn armen en krijg ik een brok in mijn keel: Bjorg Lambrecht stierf vandaag in een Pools ziekenhuis door zware verwondingen aan buik en borst: Bjorg is hard op een paal geknald, zo hard dat hij een gescheurde milt, een kapotte lever en een ingeklapte borstkas had. Meer is (gelukkig) niet bekend gemaakt, de gedachte alleen is al verschrikkelijk.

Het gekke is dat het overlijden van deze jonge, veelbelovende coureur mij meer raakt dan de dood van een ouder familielid. Dat klinkt heel theatraal, maar het is echt zo en dat komt vooral door een programma dat ik twee weken terug keek: Vive le Vélo, een programma dat de Belgen al jaren uitzenden, elke avond voor zo lang als de Tour duurt en dat ongeveer 643 keer beter is dan ‘De Avondetappe’ van de NOS.

Bjorg zat daar met zijn hele iele lichaampje tussen Henrik Redant (oud-wielrenner van o.a. TVM), Eddy Planckaert (oud-wielrenner van o.a. Panasonic) en presentator Karl Vannieuwkerke (geknipt voor dit vak) in een uitzending die ik met heel veel plezier bekeek, mede omdat Bjorg aandachtig luisterde naar de verhalen van zijn oude(re) landgenoten en zichtbaar een erg schuchtere jongen was. Hij beloofde Karl terug te komen, ook als hij grote overwinningen zou gaan behalen in de toekomst.

Die toekomst werd hem vandaag wreed ontnomen in een Pools weiland. Een valpartij maakte een einde aan zijn jonge wielerleven en vernietigde een jong talent en, bovenal, een aimabele kerel: dat het een wielrenner was ok, maar Bjorg heeft ook ouders en andere familieleden die hem nog veel meer zullen missen dan welke wielerfan dan ook. Ooit werd mijn dag wreed verstoord door een stil op de grond liggende Wouter Weylandt in de Giro, beelden die ook nooit meer vergeet. Ver daarvoor lag Fabio Casartelli vóór een paaltje in de afdaling van de Portet d’Aspet. Dat beeld vergeet ik ook nooit, maar het interview met Erik Breukink die net over de finish kwam en nog van niets wist (‘Godverdommuh!’) staat echt gegrift in mijn geheugen. De verslagenheid in zijn antwoorden en zijn blik zegt denk ik alles: dit is precies hoe ik me vandaag voelde. Ik kon mijn gevoelens niet kwijt, wie begrijpt in hemelsnaam dat ik wel kan janken? Om een wielrenner? Echt? Maar het is niet om een wielrenner, het is om een jonge, fitte vent die veel te vroeg het leven liet en waar ik sinds die uitzending van Vive le Vélo een zwak voor had.

Rust in vrede, Bjorg. De Ronde van Polen zal voor mij nu altijd verbonden zijn aan jouw overlijden in het harnas aldaar, net als het nummer 108 voor altijd aan Wouter behoort en de Portet d’Aspet aan Fabio.

Ik hoop speciaal voor jou dat er een Muur van Huy is in de hemel waar je elke dag tegenop kan knallen.

Julian

Juju won de Tour dus niet. Hij kwam heel dichtbij, de WeerGoden probeerden hem nog te helpen, maar hij won niet. Tot voor een week had ik gezegd: gelukkig. Nu kijk ik er wel iets anders naar: eigenlijk is het jammer dat Juju niet won. Heel jammer.

Die gedachte is raar en verwondert me: Juju, de nieuwe kruising tussen Titi en Jaja, de Franse bekkentrekker die ineens alles bleek te kunnen: naast heersen in een heuveletappe (en verder weg te fietsen van een jagend peloton) reed hij in de tijdrit alles op een hoop (ook erkend tijdrijders/hardfietsers als Thomas en De Gendt) en volgde hij lang, nee, heel lang bergop in het hooggebergte. In de Pyreneeën klampte hij aan, in het Centraal Massief hield hij gemakkelijk stand en pas diep, heel diep in de Tour ging zijn lampje langzaam uit en dat is eigenlijk nog het knapste: hij brak niet, bleef gestaag volgen en eindigde uiteindelijk, als niet-klimmer/tijdrijder, als vijfde in de Tour. Zeer knap natuurlijk, maar Juju heeft twee grote nadelen: hij is een Franse wielrenner én zijn ploegleider heet Lefevere.

Om op dat laatste door te gaan: Na een eigen bescheiden wielercarrière werd Patrick Lefevere (van 1955) in 1992 ploegleider in de ploeg die later beroemd zou worden als de Mapei-formatie, ging hij even weg naar Domo-Farm Frites en stichtte vanuit die ploeg (met funding vanuit Mapei) Quick-Step Davitamon. Nadat de ploeg Tsjechische inmenging kreeg via de miljonair Bakala werd Lefevere Teammanager en is dat tot op de dag van vandaag met heel veel succes.

Succes doet echter gekke dingen met mensen: ik denk dat Lefevere de minst sympathieke man in het wielrennen is. Ik versta hem moeilijk, hij praat altijd in mysteries, geeft nooit openheid van zaken rondom zijn ploeg en lijkt met enige minachting iedereen te woord te staan. Lefevere gedraagt zich alsof hij het wielrennen heeft uitgevonden, heeft verbeterd en er niemand in de buurt komt bij zijn Hogere Wielerkunde. Op de één of andere manier lopen zijn renners vaak met hem weg (Museeuw, Boonen, Tafi om er een paar te noemen) en is hij enorm populair in Vlaanderen.

Binnen zijn ploeg fietst dus ook Juju. Ook Juju is fan van Patrick, want hij heeft onlangs bijgetekend bij De Ceuninck-Quick Step, ondanks enkele zeer lucratieve aanbiedingen van andere ploegen. Vergeef me de afkorting elke keer, maar Fransen doen dat nou eenmaal met hun troetelkindjes op de fiets: Poulidor werd Poupou, Jalabert werd Jaja en Voeckler (Thomas) werd Titi. Infantiel, maar kennelijk in Frankrijk zeer normaal (je moet er niet aan denken dat wij ZoeZoe, JanJan, Dudu en Kruikrui in het leven zouden roepen…). Juju dus, de Juju die bijna de Tour voor de Fransen won, die in hun eigen ronde al sinds 1985 niet meer gewonnen hebben (Hinault). De gekte in Frankrijk was niet meer te meten, de publieke belangstelling nam met de dag toe en Juju bleef Juju: hij trok gekke bekken, bespeelde pers en publiek, fietste hard (vooral dat) en leek zelf steeds meer in de mythe te gaan geloven. Ik moest echt vier keer kijken toen sprintende ploegmaat Viviani op kop van het peloton, in dienst van gele trui Juju, de volgende Pyreneeëncol op fietste. Over opoffering gesproken: Lefevere had de rijen weer perfect gesloten, zijn zelfbenoemde ‘Wolfpack’ gaat diep voor elkaar.

Maar Juju blijft voor mij dus vooral en eerst een Fransman en Franse wielrenners heb ik niet zo’n leuk associatie mee: dat begon ooit bij Hinault (die iedereen en alles flikte en zichzelf ver boven de rest van het peloton verheven voelde), toen kwam Fignon (die op de fiets gewoon echt een etterbakje was met zijn studentenbrilletje, later draaide hij bij) later kwam de Grote Ontkenner Virenque (heel Festina gebruikte, behalve de kopman die 274 keer de Bollen won en zelfs nog tweede werd in de Tour van 1997) en natuurlijk het Franse Troetelkindje Thomas Voeckler. Zijn tocht in het geel (twee verschillende edities!) maakte de Fransen wild, zijn gezichten die hij trok maakte alle Nederlandse wielerfans woest: wat een aanstellerij.

Zie daar dus alle ingrediënten om Juju vooral niet te supporteren op weg naar de winst: Quick-Step en Fransman. Maar als je dat opzij zet zie je vooral een coureur die aanvalt, overal en altijd koers maakt, die in zijn antwoorden open en eerlijk is en die zichzelf blijft, op en naast de fiets. Eigenlijk behelst Juju alles wat (bijna) alle robots van Team INEOS niet zijn en juist daarom is het misschien wel jammer dat Juju de hegemonie niet kon verstoren: Bernal won de Tour, voor Geraint Thomas en onze eigen Steven Kruijswijk.

Volgend jaar gaat hij zich echt richten op het klassement, zo zegt Juju. De Fransen worden nu alvast gek, ik vraag me vooral af of dat wel een heel verstandig idee is: als je je gaat concentreren op langere klimmen raak je je echte explosiviteit kwijt, juist de explosiviteit waar Juju ‘zijn’ koersen mee wint. Die Fransen zullen de druk wel opvoeren en zijn hoofd op hol laten slaan, dus voor alle haters: bereid je vast voor op de Tour van 2020. Nog meer gekke bekken, nog meer patriotisme, nog meer JUJUUUUUUUU langs het parcours en nog meer Lefevere met rieten hoedjes.

En toch kijk ik weer.