Hersenspinsels, pt. 2 – De Fietstocht

Antibiotica.

Het schijnt enorm te helpen, maar tegelijkertijd heb ik het idee dat het beste spul mijn innerlijke ik totaal uit elkaar scheurt. Ik zal jullie alle details besparen, maar dat ik topfit ben terwijl ik dit spul slik: nee (dat ik topfit ben zonder dat spul is op dit moment ook veel te veel gezegd, maar ik probeer er weer iets aan te doen…echt hoor!). Naast de hele batterij ‘normale’ medicijnen die ik al slik moet ik nu dus drie keer per dag zo’n capsule nemen voor een ontsteking die je liever niet hebt: nuff said.

Nou ja, ik voel me bij tijd en wijle dus beroerd. Zoals vanmiddag toen ik thuiskwam nadat ik het fantastische idee had opgevat om op de fiets naar een lunch in Zoetermeer te gaan. Dat is een kleine twaalf kilometer fietsen en dat is normaal een afstand die ik prima aankan, omdat ik nog slechts een fiets (en een dinkietoy) bezit: hoe meer je fietst, hoe beter het gaat. Ik merk daar wel aan dat het gaat om echte hardheidkilometers en niet de ‘makkelijke’ kilometers die je maakt op de hometrainer in de sportschool. Die kilometers helpen zeker voor het afvallen en de spieropbouw, maar buiten fietsen blijft toch iets anders en zeker in deze regionen. In Nederland hebben we namelijk iets dat ‘wind’ heet en die wind kan een verdomde kloothommel zijn (en dan druk ik me nog heel netjes uit).

Kijk, op de heenweg dacht ik dat het alleszins meeviel met zowel de conditie als met de spierkracht. Na enkele weken niets doen door vakantie, geen zin (erg heh) en de betreffende ontsteking had ik gedacht dat het slechter zou zijn: niets was minder waar. Buiten de eerste kilometer, die altijd stroef verloopt na enig stilzitten en weinig tot niets doen, ging het prima. Voor de wind, noemen ze dat geloof ik…en dat bleek nu achteraf ook daadwerkelijk. Ik dacht dat de wind wel meeviel, dat ik hem half meehad dus de terugweg zou prima gaan. Dacht ik.

Terug was dus een helletocht. Binnen een kilometer begon het snot zich al te vormen in neus en mond en vanaf toen begon het gerochel om de 100 meter (max). Na een kilometer of twee door het open veld was elke hoogtemeter er eentje teveel: zelfs een putdeksel leek een col van de buitencategorie. Intussen redde ik het slijm lozen niet meer alleen door mijn mond: ik zag op tv vaak dat wielrenners hun neus ledigen door aan een kant de vinger ertegenaan te zetten en de andere kant te snuiten. Op TV ging dat altijd goed en de ettelijke keren dat ik een peloton aan me voorbij zag trekken hoorde ik ook dat sssjjjjhmm-geluid, maar met 12 kilometer per uur (ok stiekem was het misschien 8 aan het uur, want snelwandelaars trokken aan me voorbij in kolonnes) kwam er toch het één en ander op verschillende plekken van mijn lichaam terecht en bleven er redelijke klodders op mijn gezicht achter. Voor de tegenliggers (met wind mee) moet het een prachtig en smerig schouwspel zijn geweest, maar ik voelde intussen alles branden en eigenlijk interesseerde het me niet meer hoe ik eruit zag. Ik wilde door, door richting huis, door naar een plek waar geen wind meer zou zijn. Het leek intussen wel windkracht 11 (Nadine, anyone?), terwijl ik op de heenweg maximaal windkracht twee had meegehad. God haat me, ik weet het nu zeker. Gelukkig kom ik na een kilometer of acht tussen de huizen en hoef ik nog slechts één viaduct over….een viaduct dat me echt het laatste beetje kracht ontneemt dat ik nog in me had. Ik moet eruit zien als een opgeblazen Leonardo di Caprio in The Revenant terwijl ik de ‘afdaling’ neem: verwilderd, onder het aangekoekte snot op mijn gezicht en kleding en hard hijgend en grommend (ok daarmee houdt de vergelijking ook wel op). Bijna thuis. Hou vol. Probeer dat molentje nog rond te draaien. Acht minuten later zet ik mijn fiets in de kelder en scheld nog één keer heel, heel hard. Wat een dom plan is dit geweest, door zo’n storm heen te gaan fietsen terwijl ik niet fit ben!

Nadat ik had gecheckt bij thuiskomst (en een uurtje of drie bijkomen) of het daadwerkelijk een storm was (het bleek te gaan om een maximale windkracht vier), was ik weer een illusie armer en een 1500-meter kuch rijker, alleen die was bij mij dus afkomstig van bijna 12 kilometer wind tegen op de fiets. Of wind, wind: een briesje eigenlijk, zo bleek. Nee, fit ben ik niet. Verre van.

Ik geef de antibiotica de schuld, maar beloof mezelf ook plechtig weer te gaan trainen zodra die kuur voorbij is. Weer een goed plan, nu de uitvoering nog.

Hersenspinsels, pt. 1 – Zielschouwen voor Dummies

Ik weet dat ik twee eigenschappen bezit waar ik niet bijzonder trots op ben. Nou ja, ik heb er meer waar ik niet zo trots op ben, maar voor nu zijn deze twee belangrijk: ik maak weinig tot niks af en ik ben heel goed in uitstellen. Neem die twee in combinatie met wel een goede eigenschap (maar in deze combinatie absoluut niet) van me en dat is het maken van plannen. Gooi ze bij elkaar en je komt in een web waar je nooit meer uitkomt: mijn leven.

Want het maken van plannen is leuk, daar krijg ik energie van: er gaan zoveel dingen in mijn hoofd rond over hoe ik alles beter zou kunnen doen en hoe ik dingen aan zou moeten pakken. Die plannen krijgen dan vorm, maar dan komen dus de twee eerder genoemde punten aan de orde. Uitstellen doe ik vooral graag op dingen die ik niet leuk vind (zoals trainen, lijnen, betalingen aan derden en bellen). Dat zit er al van jongs af aan in: ik studeerde echt op de deadline, altijd en overal. Eerder starten zat en zit er niet in: ik heb dat in mijn werkende leven naadloos doorgetrokken. Niet dat ik er trots op ben, verre van dat, maar het veranderen is heel lastig. Niet onmogelijk, maar lastig.

De plannen waar ik dan wel aan begin (zoals deze helletocht qua columns en het publiceren daarvan), stranden vaak met goede bedoelingen: ik ben dingen (te) snel zat (en bij dingen moet je vooral in de breedste zin van het woord denken: mensen, taken, processen, spullen) en kan dus, als ik opstart, vrij snel afhaken. Als ik dat maar kenbaar maak aan de belangrijke mensen om me heen komt het meestal wel goed: vooral mensen die tegenovergestelde eigenschappen hebben werk ik over het algemeen heel goed mee. Finishers, mensen mét doorzettingsvermogen dus, helpen mijn creativiteit en ideeën daadwerkelijk tot leven komen en dat is fijn, maar ik zou het zó graag een keer zelf aan de dag leggen.

Waarom ik dit hele verhaal vertel? Om teleurstellingen te voorkomen van mensen die zich gaan hechten aan mij of mijn schrijfsels. Veel plannen, veel ideeën, maar een zwak doorzettingsvermogen en ook een laag (zelf)vertrouwen, in ieder geval wat betreft dit schrijven. Help me er doorheen, zou ik bijna smeken, maar dat doe ik natuurlijk niet want man en stoer enzo, dus hoop ik maar dat ik voor één keer wel kan doorpakken en mij niet zoveel aantrek van wat anderen ervan vinden en van me verwachten.

En nu snel weer afsluiten, wie weet lezen mensen dit echt.